Rento Wolter Hendrik Hofstede Crull (1863-1938)
Rento Wolter Hendrik Hofstede Crull werd geboren op 26 november 1863 in Meppel als Rento Klaas Crull. Toen de kleine Rento nog maar één jaar oud was overleed zijn vader, Wolter Hendrik Crull. Rento’s moeder veranderde de voornamen van haar zoontje daarop in die van zijn vader. In 1879 werd de naam "Hofstede" toegevoegd, in verband met de relatie tussen het geslacht Crull en de Drentse regentenfamilie Hofstede.
Hofstede Crull bezocht tussen 1879 en 1883 de HBS in Sappemeer en Groningen, maar haalde nooit een diploma. Een industriële carrière trok hem meer en in 1884 trad hij in dienst bij de IJzerfabriek Van Vliet en Van Capelle in Groningen. In hetzelfde jaar stapte hij over naar de machinefabriek van de Gebroeders Ledeboer in Borne.
In deze jaren werd de wereld verrast door de eerste bruikbare toepassingen van elektrische verlichting. Vooral het door Edison en zijn medewerkers samengestelde complete verlichtingssysteem, van gelijkstroomdynamo tot en met gloeilamp, maakte indruk. De toch al in techniek geïnteresseerde Hofstede Crull besloot elektrotechniek te gaan studeren. Omdat een dergelijke opleiding in 1886 in Nederland nog niet voorhanden was, ging hij naar de Technische Hochschule in Hannover. Na zijn afstuderen wilde hij zijn theoretische kennis aanvullen met praktische ervaring en zo vertrok hij in 1891 naar Amerika, waar hij drie jaar bij Thomson Houston en General Electric werkte.
In 1894 stichtte Hofstede Crull in Borne zijn eerste bedrijf, een technisch bureau dat van gemeenten een concessie voor de distributie van elektriciteit probeerde te krijgen. Op dat moment stonden er in Nederland vier centrales. Veel gemeenten hadden een eigen gasfabriek en hielden concurrenten op een afstand. Wel hadden enkele hotels, winkels en werkplaatsen eigen elektrische installaties.
In 1896 kreeg Hofstede Crull een concessie van de gemeente Borne voor de bouw van een centrale en de aanleg van een distributienet dat de gehele gemeente bestrijkt. In 1897 verbond Hofstede Crull zich met de werktuigbouwkundige Willem Willink in de firma Hofstede Crull & Willink. Doordat Willink familie was van het overgrote deel van de Twentse textielfabrikanten, was deze een belangrijk compagnon. Ook het huwelijk van Hofstede Crull met Aleida Dikkers droeg bij aan zijn zakelijk succes, aangezien zij afkomstig was van een kapitaalkrachtige familie. De nieuwe firma groeide voorspoedig en stichtte verscheidene elektriciteitsbedrijven: in 1897 in Terborg, in 1898 in Elst en Driebergen en in 1901, samen met de gemeente, In Enschede.
In 1899 ging Hofstede Crull een stap verder en riep hij een aantal Twentse industriëlen bijeen om de oprichting van een districtscentrale de bespreken. Zo’n centrale zou vanuit Hengelo verschillende gemeenten van stroom moeten voorzien en zou door haar grootschalige opzet goedkoper kunnen produceren. Het leidde uiteindelijk tot de oprichting van het Twentsch Centraal-Station voor Electrische Stroomlevering (TCS).
In 1914 leverde het TCS al ruim zes miljoen kWh aan acht gemeenten met in totaal zo’n 110.000 inwoners. Ondanks het feit dat na 1910 de provinciale overheden de elektriciteitsvoorziening naar zich toe begonnen te trekken, bleef het TCS nog tot 1950 een particuliere onderneming.
Naast de energievoorziening hield Hofstede Crull zich ook bezig met het leveren van machines, apparaten en leidingnetten. In 1908 kreeg het bedrijf, dat toen al bijna honderd werknemers had, de naam NV ‘Hengelosche Electrische- en Mechanische Apparaten Fabriek’(HEEMAF). Tot 1914 was de HEEMAF in hoofdzaak een installatiebedrijf. Het was Hofstede Crull die erop aandrong zelf elektromotoren te gaan produceren. Het aantal personeelsleden groeide mede hierdoor van 483 in 1914 tot 1590 in 1919.
In 1919 verliet Hofstede Crull het bedrijf. Beschuldigingen van malversatie aan het adres van de HEEMAF en problemen over de opvolging van Willink waren de directe aanleiding. Het vaak eigenzinnige optreden van Hofstede Crull vormde de achtergrond. De raad van commissarissen van het TCS wilde hem niet missen, maar was bang dat de aangetaste reputatie van Hofstede Crull de kapitaalverschaffing in de weg zou staan en verzocht hem toch op te stappen. Hij trok zich hierna langzaam terug uit alle Twentse functies en stichtte in 1920 in Doetinchem de ‘Vereenigde IJzer Fabrieken’(VIJF). Het nieuwe bedrijf produceerde vooral elektromotoren en liep, omdat veel vakbekwame personeelsleden van de HEEMAF meeverhuisden, aanvankelijk goed. Het bedrijf kreeg echter kort na elkaar te maken met storm-, water-, en brandschade. De herhaalde stagnatie van productie, gecombineerd met de economische crisis van 1929 leidden tot een faillissement in 1934. Kort daarop legde Hofstede Crull zijn functie als voorzitter van de Kamer van Koophandel van Arnhem, welke hij sinds 1922 bekleedde, neer en beëindigde hij de diverse commissariaten in bedrijven en instellingen. Hij bleef tot zijn dood directeur van de ‘Internationale Spinpot Exploitatie Maatschappij’ (ISEM), waar de door hem uitgevonden spinpot voor de kunstzijde-industrie werd gefabriceerd.
Hofstede Crull was een ondernemend pionier die de elektriciteitsvoorziening in Twente en omgeving al vroeg van een lokaal naar een regionaal niveau bracht.
Bron: Overijsselse biografieën